Luchtdruk

Luchtdruk, in de context van meteorologie, is de kracht die de luchtkolom boven een bepaald punt uitoefent op een oppervlak per eenheid van oppervlakte. Simpel gezegd is het het gewicht van de lucht boven je.

Hier zijn de belangrijkste aspecten van luchtdruk in de meteorologie:

  1. Oorzaak: Luchtdruk wordt veroorzaakt door de zwaartekracht die de luchtmoleculen in de atmosfeer naar de aarde trekt. De totale luchtkolom vanaf de rand van de dampkring oefent een aanzienlijke kracht uit op het aardoppervlak.
  2. Eenheden: Luchtdruk wordt meestal uitgedrukt in hectopascal (hPa) of millibar (mb), waarbij 1 hPa gelijk is aan 1 mb. Historisch werd ook millimeter kwik (mmHg) of centimeter kwik (cmHg) gebruikt, vooral bij kwikbarometers. De standaardeenheid in het SI-stelsel is de Pascal (Pa), waarbij 1 hPa = 100 Pa.  
  3. Standaard Luchtdruk: De gemiddelde luchtdruk op zeeniveau is internationaal vastgesteld als 1013,25 hPa (of 1013,2 hPa / 1013,3 hPa in sommige bronnen). Dit wordt ook wel de normdruk of 1 atmosfeer (atm) genoemd. De werkelijke luchtdruk op zeeniveau varieert echter; in België kan deze bijvoorbeeld schommelen tussen 965 en 1050 hPa.

Variatie in hoogte, horizontale variatie en wind

Variatie met Hoogte:

Luchtdruk neemt af naarmate de hoogte toeneemt. Dit komt doordat de luchtkolom boven je korter wordt en er dus minder lucht boven je is die gewicht uitoefent. Deze afname is in de lagere delen van de atmosfeer (troposfeer) ongeveer 1 hPa per 8 meter of 12,5 hPa per 100 meter. Op 5 km hoogte is de druk ongeveer de helft van die op zeeniveau, en op 10 km hoogte nog maar ongeveer een kwart tot een derde.

Horizontale Variatie en Wind:

Verschillen in luchtdruk tussen verschillende locaties op hetzelfde hoogteniveau (horizontale drukgradiënt) zijn de drijvende kracht achter wind. Lucht stroomt van nature van gebieden met hoge druk naar gebieden met lage druk. Op weerkaarten worden gebieden met relatief hoge druk (hogedrukgebieden) en lage druk (lagedrukgebieden of depressies) weergegeven met isobaren (lijnen van gelijke druk). Deze drukverdeling bepaalt de windrichting en -kracht.

Meting

Luchtdruk wordt gemeten met een barometer. Hoogtemeters in vliegtuigen zijn in feite aangepaste barometers die de hoogte afleiden uit de gemeten luchtdruk, vaak ingesteld op een referentiedruk zoals QNH (druk op zeeniveau) of QNE (standaarddruk van 1013,2 hPa voor vliegniveaus).

Relatie met weer

 Luchtdrukveranderingen en -patronen zijn essentieel voor weersvoorspellingen. Lagedrukgebieden gaan vaak gepaard met bewolking, neerslag en wind (slecht weer), terwijl hogedrukgebieden meestal geassocieerd worden met rustig, droog en vaak zonnig weer.

Conclusie

Samengevat is luchtdruk het gewicht van de lucht boven een bepaald punt, een fundamentele meteorologische parameter die sterk varieert met hoogte en locatie, en die een cruciale rol speelt in het ontstaan van wind en weersystemen